Skip to content Skip to footer

Aanpassing tabellen berekening van de waarde van een vruchtgebruik

Een omzetting van vruchtgebruik volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek is:

(cfr. art. 745quater en 745quinquies BW):

  • een inwisseling van het vruchtgebruik (verkregen na overlijden levensgezel) tegen de blote eigendom van andere erfgoederen; 
  • een afstand door de langstlevende partner van het vruchtgebruik mits betaling van een geldsom of een rente 
  • een afkoop door de langstlevende partner zelf van de blote eigendom van bv. de gezinswoning.

Om de waarde van het vruchtgebruik te bepalen, stelt de wet van 22 mei 2014 dat rekening moet worden gehouden met:

  • De omzettingstabellen die jaarlijks worden opgesteld door de Minister van Justitie
  • De verkoopwaarde van de goederen
  • De leeftijd van de vruchtgebruiker op datum van indiening verzoekschrift tot omzetting van het vruchtgebruik

De meest recente omzettingstabel is deze die op 7 juli 2016 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De tabel geldt vanaf 17 juli 2016, te weten tien dagen na de publicatie ervan in het Staatsblad.

De omzettingstabel vermeldt voor elke leeftijd: de levensverwachting volgens de sterftetafels van het Federaal Planbureau, een interestvoet, en een percentage, doch deze gaat uit van algemene gemiddelden en houdt geen rekening met soms uitzonderlijke omstandigheden tengevolge een lage levensverwachting.

De interestvoet uit de omzettingstabellen is de gemiddelde rentevoet over de laatste 2 jaar van de lineaire obligaties (OLO’s) met een looptijd die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtge-bruiker.

Dat percentage wordt dan toegepast maar door de zeer lage rentevoeten van de laatste maanden riskeert de gemiddelde interestvoet negatief uit te vallen voor personen met een beperkte levensverwachting.

Dit zou tot het bizarre resultaat leiden dat de vruchtgebruiker zou moeten betalen voor de omzetting van zijn/haar vruchtgebruik.

Om dit te vermijden, voert de wetgever een minimumrente in: minstens 1% per jaar.

De minimumrentevoet van 1% is een nettorentevoet, waarvan al de kosten en het bedrag van de roerende voorheffing zijn afgetrokken.

De berekeningswijze van de gemiddelde intrestvoet gaf eveneens aanleiding tot discussies in de praktijk : betrof het twee kalenderjaren of twee jaren voorafgaand aan de datum van goedkeuring van de nieuwe tabellen die jaarlijks op 1 juli worden vastgesteld?

De wetgever maakt een einde aan de discussie, maar kiest voor nóg een ander systeem.

De bewuste rentevoet zal berekend worden vanaf 1 mei van het tweede jaar voorafgaand aan de bekendmaking, tot en met 30 april van het jaar van bekendmaking van de nieuwe tabellen.

Rene Kumpen
Advocaat – Vennoot
ARGUS Advocaten