Skip to content Skip to footer

Het Sociaal Strafwetboek ondergaat een aantal wijzigingen

Het Sociaal Strafwetboek trad in werking op 01 juli 2011. Sindsdien bleef deze codificatie van sociaal – strafrechtelijke bepalingen lange tijd nagenoeg ongewijzigd.

Met de Wet van 29 februari 2016 tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en houdende diverse bepalingen van sociaal strafrecht is hier verandering in gekomen. De doorgevoerde wijzigingen zijn in werking getreden op 01 mei 2016.

De doorgevoerde wijzigingen en aanpassingen zijn van allerlei aard. Hieronder zullen we enkele van de belangrijkste wijzigingen overlopen, zonder exhaustief te zijn

Een eerste aanpassing betreft de actualisering van het Sociaal Strafwetboek in functie van de wijzigingen die de regelgeving inzake geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk in 2014 onderging.

De terminologie werd aangepast aan de invoering van het systeem van preventie van psychosociale risico’s (waaronder ook burn-out). De strafbaarstellingen van het niet of verkeerd uitvoeren van de risicoanalyse (art. 121 SSW) en van het niet of verkeerd nemen van de preventiemaatregelen (art. 122 SSW) werden meer gedetailleerd omschreven.

Verder werden er nieuwe strafbaarstellingen met sancties voor de werkgever ingevoerd die allen verband houden met het luik preventie van psychosociale risico’s. Een artikel 122/1 SSW inzake verzoek tot psychosociale interventie. Artikelen 122/2 SSW tot en met 122/4 SSW inzake preventieadviseur en de vertrouwenspersoon. Artikel 122/5 SSW inzake andere verplichtingen voor preventie van psychosociale risico’s.

Een volgende aanpassing betreft artikel 130 SSW dat de werkgever niet enkel meer verantwoordelijk acht voor inbreuken op de Welzijnswet van 04 augustus 1996 inzake werkzaamheden die worden uitgevoerd door ondernemingen van buitenaf, maar nu ook indien uitzendkrachten die werkzaamheden uitvoeren.

Zeker meldenswaard is de nieuw ingevoerde strafbaarstelling omtrent het roken op de werkplaats. Artikel 133 SSW voorziet een strafsanctie voor de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber voor het niet nakomen van de relevante bepalingen van de Wet van 22 december 2009.

Verder stelt artikel 176/1 SSW de gebruiker van een uitzendkracht gelijk met de eigenlijke werkgever (het uitzendkantoor) voor de sanctionering van inbreuken op wetgeving waarvan de toepassing onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker valt.

Tenslotte worden in de artikelen 181 SSW en 181/1 SSW een aantal bijkomende specifieke tekortkomingen inzake DIMONA – melding voor de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber toegevoegd. Het betreft enerzijds inbreuken bij de DIMONA – melding voor gewone werknemers. Anderzijds inbreuken bij de DIMONA – melding voor gelegenheidswerknemers in de land- en tuinbouwsector en de horecasector.

Onder afdeling 1/1 “Niet-aangegeven arbeid in hoofde van de werknemer” wordt een artikel 183/1 SSW ingevoerd waarin een strafsanctie van niveau 1 (het laagste sanctie – niveau) wordt voorzien voor eenieder (de werknemer) die wetens en willens arbeid verricht bij een werkgever in een niet aangegeven tewerkstelling. Bijkomende voorwaarde voor strafbaarstelling is dat er tegen de werkgever eveneens een proces-verbaal werd opgesteld voor deze niet aangegeven tewerkstelling.

Steven Vandebroek
Advocaat – Vennoot